Deldjou Fard opent haar bijdrage met een verwijzing naar Keti Koti, de herdenking van de afschaffing van de slavernij deze week: “Ik ben er trots op dat in onze stad, op initiatief van een motie die ik mocht indienen en dankzij jarenlange inzet van activisten, een monument is gekomen dat ons gedeelde verleden zichtbaar maakt. Want erkenning is een voorwaarde voor heling.” Ook prijst zij Utrecht voor het vasthouden aan opvang voor ongedocumenteerden, ondanks het stopzetten van rijkssteun: “Terwijl het Rijk zich terugtrekt en hulp criminaliseert, kiest Utrecht voor menselijkheid.” Ook het integratiemodel Plan Einstein blijft actief. Deldjou Fard wijst erop dat Utrecht ook internationaal zijn stem laat horen: “We spreken ons uit waar het nodig is, zoals bij het erkennen van het geweld en de genocide in Gaza.”

Gericht beleid tegen discriminatie en voor representatie

De recente forse stijging in discriminatiemeldingen noemt Deldjou Fard zorgelijk. Ze roept het college op om de verdeling van subsidies die bedoeld zijn om inclusie te stimuleren te baseren op de uitkomsten van de discriminatiemonitor: “Als Utrechters zich uitspreken, moeten wij luisteren en handelen. Richt de middelen vooral daar waar de klappen vallen.” Ook vraagt ze versnelling van het diversiteitsbeleid binnen de gemeentelijke organisatie. Het doel van 20% culturele diversiteit in hogere functies in 2026 komt dichterbij, maar dat gaat volgens haar nog te langzaam: “Er is veel talent in deze stad en het is tijd dat we dat ook aan de top erkennen en benutten.” Deldjou Fard sluit haar bijdrage af met een oproep tot vasthoudendheid: “In een tijd waarin bestaanszekerheid, mensenrechten en publieke voorzieningen onder druk staan, blijft Utrecht trouw aan haar waarden. Niet ondanks, maar juist dankzij de uitdagingen waar we voor staan.”