Het onderzoek naar het slavernijverleden van Utrecht, uitgevoerd naar aanleiding van een motie van DENK, GroenLinks en de ChristenUnie, laat zien dat Utrecht nauwer bij de slavernij was betrokken dan tot nu toe werd vermoed. Zowel formeel als informeel hadden de stad en haar instituties vele belangen bij de koloniale uitbuiting. Deldjou Fard: “Ook de Utrechtse geschiedenis blijkt helaas sterk verweven met de slavernij en het koloniale verleden. Deze periode heeft tot op de dag van vandaag invloed op veel mensen. Daar moeten we niet van wegkijken. Wat GroenLinks betreft gaat de gemeente snel werk van maken van excuses. Dat is een belangrijke stap voor veel Utrechters.” 

Vroedschap 

De Utrechtse gemeenteraad, destijds Vroedschap geheten, blijkt nauw bij de slavernij betrokken te zijn geweest. Bijna de helft van de vroedschapsleden, inclusief burgemeesters, had in de 18e eeuw directe of indirecte belangen bij de slavernij. Ook het provinciale bestuur, de Staten van Utrecht, heeft een grote rol gespeeld. Zij stonden aan de wieg van de oprichting van de Utrechtse Compagnie, die directe belangen in plantages en slavenhandel had. Deldjou Fard: “Dit is natuurlijk confronterend en juist hierom is het zo belangrijk dat wij, als stadsbestuur, nu onze excuses maken voor wat er in die tijd allemaal is gebeurd en is nagelaten.” 

Erkenning 

Jaarlijks wordt op 1 juli Keti Koti gevierd, dat 'gebroken ketens’ betekent. Het is de dag waarop wordt stilgestaan bij de bevrijding van de tot slaaf gemaakten. In 2023 wordt Keti Koti in Utrecht stadsbreed gevierd en recent deden de vier grote steden, waaronder Utrecht, een oproep om van Keti Koti een nationale feestdag te maken. Ook komt er door een motie van GroenLinks een slavernijmonument in Utrecht. Deldjou Fard: "Zulke symbolen zijn belangrijk om onze gezamenlijke geschiedenis en de pijn die daar nog altijd door wordt veroorzaakt te erkennen. Hiermee zeggen we tegen elkaar: ik zie je pijn, ik deel je pijn.”