Op 3 mei heeft GroenLinks raadslid Heleen de Boer schriftelijke vragen gesteld over het politieoptreden tijdens de 1 mei demonstratie in Zuilen. Media, bewoners en passanten spraken van een grootschalig en overdreven politieoptreden tegen demonstranten. Vanavond zullen dezelfde demonstranten voor het stadhuis hun ongenoegen uiten over de overdreven inzet bij de 1 mei demo en bij Linkse protesten in het algemeen. Lees de antwoorden op de vragen na de klik...

1. In de informatie die wij hebben ontvangen, staat dat er 250 demonstranten waren. Onze indruk tijdens de demonstratie was dat het aantal ingezette politieagenten dat van de demonstranten mogelijk overtrof.

Hoe groot was het aantal politieagenten dat is ingezet? Hoeveel hiervan bedroegen agenten in burger, hoeveel ME en hoeveel agenten met platte pet (inclusief bikers, bereden politie en motoragenten)?

Op vrijdag 29 april jl. is van deze demonstratie formeel kennisgeving gedaan. Demonstreren is een grondrecht en demonstraties worden te allen tijde gefaciliteerd. Verstoring van de openbare orde door vernieling, geweld en ontwrichting van het openbare leven is niet geoorloofd, ook niet in het kader van de uitoefening van dit grondrecht.

Voor deze demonstratie is zoals gebruikelijk een risico-analyse gemaakt. Daaruit bleek dat de kans op verstoring van de openbare orde serieus was. De kans dat deelnemers aan de demonstratie voorwerpen zouden meenemen die niet bedoeld zijn om de boodschap van de demonstratie uit te dragen, maar om de openbare orde te verstoren werd als reëel ingeschat.

Op grond hiervan zijn (op grond van de Wet Openbare Manifestaties) voorschriften opgesteld en is de politie-inzet bepaald.

Daags voorafgaand aan de demonstratie is het gebouw van de IND aan de Nijenoord beklad. Er waren voor de start van de demonstratie al deelnemers met gezichtsbedekking die weigeren deze af te doen. Direct na aanvang van de demonstratie werd een bushokje vernield. Er waren deelnemers aanwezig van een geheel in het zwart geklede " brigade", die zich als ordedienst lijkt op te stellen, maar bij eerdere demonstraties in Nijmegen en Amsterdam de openbare orde verstoorden. Er zijn voorwerpen inbeslaggenomen die als (slag)wapen dienst kunnen doen, zoals dikke stokken en balken en vijf sokken met biljartballen.

Er waren 70 politiemensen in regulier tenue beschikbaar (inclusief 10 bikers, 12 bereden politie en 6 motoragenten) en 48 agenten in burger. Er waren 100 agenten ME-er, die in eerste instantie niet ingezet werden, later wel. Er zijn dus in totaal 218 politieagenten ingezet.

De organisatoren konden het aantal deelnemers niet goed inschatten, want in de kennisgeving gaven zij aan tussen 10 en 1000 deelnemers te verwachten. Op basis van de voorinformatie over de risico’s is besloten tot deze politie-inzet.

De strategie die in de driehoek is bepaald voorzag in gefaseerd optreden, met als eerste fase uitsluitend politieagenten in regulier tenue. Gefaseerd kunnen optreden impliceert altijd een grotere paraatheid van de politie.

De inzet was er zoals bij alle demonstraties op gericht om de demonstratie te begeleiden door politie in regulier tenue en om deze zonder ordeverstoringen te laten plaatsvinden. De risico-analyse is achteraf gezien correct gebleken.


2.

Vooraf aan de demonstratie heeft u een aantal voorschriften gesteld op basis van art. 9, lid 2 Gw en art. 5 Wom. Deze voorschriften behelzen ondermeer de afmeting van de spandoeken (maximaal 1 bij 1,5 meter) en een verbod op spandoek- of vlaggenstokken. De rechtbank Rotterdam heeft op 7 april 2011 uitspraak gedaan over vergelijkbare voorschriften ten aanzien van de 1 mei demonstratie daar. De rechtbank oordeelde dat een verbod op spandoekstokken het recht op betoging beperkt, aangezien “daardoor de vlaggen en spandoeken, alsmede de daarop aangebrachte teksten en leuzen niet dan wel minder goed zichtbaar voor omstanders zullen zijn”(ons lijkt evident dat dit voor beperking van de grootte van de spandoeken evenzeer geldt). De rechtbank achtte deze beperking niet gerechtvaardigd door de subjectieve vrees voor wanordelijkheden. Daarvoor zijn objectieve maatstaven nodig, die naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waren aangetoond.
Is de burgemeester bekend met de uitspraak van de rechtbank Rotterdam? Zo ja, is deze uitspraak bij het besluit tot het stellen van voorschriften betrokken? Zo nee, waarom niet? Indien wel: waarin verschilt naar het oordeel van de burgemeester de situatie in Utrecht van die in Rotterdam? Oftewel: welke objectieve maatstaven waren aanwezig om een dergelijke beperking op het recht van betoging te rechtvaardigen?

Deze recente uitspraak was vooraf niet bekend. Achteraf is deze uitspraak gelezen. De bestreden Rotterdamse voorschriften zijn niet hetzelfde. In Utrecht is geen algeheel verbod op stokken voor vlaggen en spandoeken afgekondigd. Pvc-buis was toegestaan en dit is een vaker opgelegd voorschrift bij dergelijke demonstraties in Utrecht. Specifiek voor deze demonstratie was er ook op basis van de voorinformatie alle reden strikte voorschriften te hanteren t.a.v. door de demonstranten mee te voeren voorwerpen. Deze voorinformatie was onder andere gebaseerd op beschikbaar beeldmateriaal, foto's en rapportages van vorige landelijke 1 mei demonstraties en een demonstratie in oktober 2010 in Amsterdam gericht tegen de nieuwe anti-kraakwetgeving. Die boden een goed zicht op daarbij gebruikte materialen en gehanteerde strategieën. Dat bleek ook hier het geval.


3.

In uw brief aan de organisatoren – waarin de voorschriften staan – dringt u aan op een zo vlot mogelijke circulatie door de stad. Dit om overlast voor verkeer en omwonenden zo klein mogelijk te houden. Uit eigen observatie hebben wij moeten constateren dat het juist de politie was die de stoet diverse malen heeft opgehouden. Dit lijkt in strijd met het door u zelf aangegeven belang van vlotte doorstroming. In uw brief wordt dit gerechtvaardigd door te verwijzen naar het niet nakomen van de voorschriften. De politie in Rotterdam heeft in 2009 afgezien van het handhaven van de voorschriften en vervolgens is daar de 1 mei demonstratie toen vlot en vlekkeloos verlopen.
Heeft u op enig moment overwogen om van handhaving van de – gezien de uitspraak van de rechter toch tamelijk controversiële – voorschriften af te zien? Zo nee, waarom niet? Heeft u achteraf gezien het idee dat dit mogelijk een snellere en meer de-escalerende oplossing had kunnen zijn?

Aanvankelijk is al bij het bijeenkomen van de demonstranten gestart met handhaving van de gestelde voorschriften. Conform het in de driehoek vastgestelde beleid is dat in de eerste fase gedaan door met de demonstranten in gesprek te gaan en hun te verzoeken zich te houden aan de voorschriften. Hieraan werd niet steeds gevolg gegeven, waarop handhavend werd opgetreden. Dit ging van meet af aan gepaard met veel verzet vanuit de demonstranten. Omdat strikte handhaving nog meer vertraging zou opleveren is daarvan na enige tijd afgezien en kon de demonstratie aanvangen. De voorschriften zijn gesteld om wanordelijkheden te voorkomen. Iedere uitspraak over het verloop van de demonstratie zonder handhaving van de voorschriften is speculatief.

4.

De gemeente Rotterdam voerde als verweer in de eerder genoemde rechtszaak aan dat aan de 1 mei demonstratie veelal anti-autoritaire personen deelnemen. De rechtbank oordeelt dat dit nog niet betekent dat er bij voorbaat kan worden uitgegaan dat er wanordelijkheden zullen volgen of dat aanwijzingen van de politie niet zullen worden opgevolgd.
In hoeverre heeft u zich in de opgestelde voorschriften laten leiden door de aard van de demonstratie en de verwachte deelnemers? Welke lering is daarbij getrokken uit het volledig uit de hand gelopen politieoptreden bij de fietsdemonstratie in 2004? Is in het algemeen het beleid van politie en gemeente gericht op de-escalatie en de vrijheid van betoging en waaruit blijkt dat dan?

Uiteraard staan wij voor de vrijheid van betoging. Voor een goed verloop kunnen voorschriften worden gesteld. In Utrecht worden jaarlijks enkele tientallen demonstraties gehouden. Daarbij is het zelden noodzakelijk om specifieke voorschriften te stellen.

Wij nemen afstand van de kwalificatie "volledig uit de hand gelopen politie-optreden" bij de fietsdemonstratie. Deze vond overigens plaats op 5 mei 2007. Zie daarvoor het verslag van de vergadering van 8 mei 2007 van de raadscommissie Bestuur en Veiligheid, agendapunt 21.

Zoals hierboven vermeld zijn de voorschriften die bij de demonstratie van 1 mei jl. zijn gesteld ingegeven door ervaringen bij vorige landelijke 1 mei demonstraties en een demonstratie in oktober 2010 in Amsterdam. Daarbij werd door een harde kern van demonstranten de confrontatie met de politie gezocht en maakte men gebruik van geprepareerde materialen. Ondanks dat is er bewust voor gekozen te starten met begeleiding door uitsluitend politieagenten in regulier tenue.

5.

In art. 4, lid 4 Wom is geregeld dat een beschikking met eventuele voorschriften zo snel mogelijk schriftelijk ter kennisgeving van de organisatoren moet worden gebracht. De brief met voorschriften is gedateerd op 29 april. Dit is erg kort voor de demonstratie en geeft de organisatoren derhalve weinig tijd om de voorschriften binnen haar kringen te communiceren.
Had de schriftelijke beschikking met de voorschriften niet eerder gestuurd kunnen worden? En als dat niet kan, is er dan tenminste eerder mondeling contact geweest met de organisatoren om de voorschriften aan te kondigen?

Neen. Via internet en posters was bekend dat de demonstratie in Utrecht zou plaatsvinden. Op 15 april jl. hebben wij via emailadressen waarvan wij vermoedden dat die gelinkt zijn aan de organisatie verzocht deze demonstratie formeel aan te melden. Op 26 april jl. is dat verzoek herhaald. Daarbij is verzocht de kennisgeving snel te doen, zodat overleg over een aantal zaken, waaronder de te lopen route, mogelijk zou zijn. Ook is de termijn aangegeven waarbinnen de kennisgeving op grond van de APV binnen diende te zijn. Deze termijn was vrijdag 29 april jl. om 12.00 uur.

Op 27 april jl. werd bij de gemeente een poster van de demonstratie bezorgd met de volgende tekst: "Hallo, bij dezen delen wij mede dat er een demonstratie komt op 01 mei.Vanaf CS Zuilen via de rand vh centrum naar de eindplek Lucas Bolwerk. Groet". Dus geen naam, geen adres, geen contactgegevens.

In reactie daarop is de organisatie op 28 april jl. op diezelfde emailadressen aangeschreven voor de derde keer aangeschreven. Daarbij is opnieuw om overleg verzocht.Tevens is aangegeven dat indien overleg voor de gestelde termijn uitbleef, de burgemeester genoodzaakt was dwingende voorschriften op te leggen, waaronder de te lopen route.

Uiteindelijk is op 29 april jl. kort voor het sluiten van de termijn de formele, maar anonieme kennisgeving gedaan. Deze bevatte geen concrete contactgegevens en is er door de organisatoren niet ingegaan op de verzoeken om overleg.

Vervolgens is binnen enkele uren daarna de brief met voorschriften verzonden.

6.

Wij hebben mogen ervaren dat het gedurende grote delen van de demonstratie voor mensen ‘buiten de demonstratie’ onmogelijk was zich aan te sluiten, terwijl het voor mensen in de demonstratie onmogelijk was eruit te stappen. In beide gevallen werd men met het nodige geduw en getrek door ME-ers tegengehouden.
Moet naar de mening van het college in een democratisch land een individu niet altijd de mogelijkheid hebben zich bij een demonstratie aan te sluiten (om te laten merken dat men de mening van de betogers deelt) of om een betoging juist te verlaten (bijvoorbeeld omdat men de sfeer niet prettig vindt, of als er leuzen geroepen zouden worden waar men niet achter staat, maar in feite om elke reden waarom men dit zou wensen)? Zo nee, hoe interpreteert het college dan het recht op betoging uit art. 9 van de grondwet? Zo ja, hoe heeft het dan kunnen gebeuren dat de politie dit stelselmatig verhinderde?

Als een demonstratie ordelijk verloopt is het geen probleem als deelnemers zich onderweg spontaan aansluiten of om een demonstratie verlaten. Bij deze demonstratie was het niet uitvoerbaar om te controleren of personen die zich wilden aansluiten voldeden aan de gestelde voorschriften. Het verlaten van de demonstratie kon leiden tot de vorming van een groep demonstranten zonder toezicht en buiten de route, hetgeen een te groot risico voor de openbare orde vormde.

7.

Diverse buurtbewoners van Zuilen,toevallige passanten en winkelend publiek in de binnenstad hebben in de pers of tijdens en na afloop van de betoging verklaard het politieoptreden buitenproportioneel te vinden. Dit lijkt dus meer dan een gevoel van alleen de betogers zelf.
Gaat er nog nader onderzoek plaatsvinden naar het optreden van de politie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunnen de inwoners van Utrecht in het algemeen en de buurtbewoners van Zuilen in het bijzonder over de uitkomsten van dit onderzoek worden geïnformeerd?

Het is gebruikelijk dat grootschalig politie-optreden wordt geëvalueerd. Voor een juiste beeldvorming over het politieoptreden is het noodzakelijk over alle informatie te beschikken die de grondslag vormde voor de gevolgde strategie. Deze strategie is uitgestippeld door de driehoek en tijdens het optreden voortdurend aangepast aan de actuele ontwikkelingen. Voor willekeurige passanten kon de wijze waarop deze demonstratie moest worden begeleid “strikt en zwaar” overkomen.