Prijsopdrijving
In de vorige eeuw was uitbreiding van de stad eenvoudig. De gemeente kocht de grond van de boeren tegen een eerlijke prijs. De gemeente maakte de grond bouwrijp en verkocht hem door aan woningbouwverenigingen en aannemers die er woningen op neerzetten. Met de Vinex veranderde dit. De kaart liet zien waar de nieuwbouw zou komen. Ontwikkelaars konden zien waar de bouw zou komen en kochten zelf die “warme” grond. Dan kon de gemeente niet om ze heen en wisten ze zeker dat ze konden bouwen. Hun concurrenten zagen dit ook en boden meer dan hun collega’s. En ze kochten eerder. Daarvoor leenden ze geld. De 10 of 20 jaar rente moet natuurlijk ook betaald. Niet door hun aandeelhouders, wel door de kopers. Als de woningprijzen van dat moment te laag waren dan zeiden ze “we krijgen de businesscase niet rond” en bouwden ze niet. Ook tussenpersonen en speculanten meldden zich in de stad Utrecht. 

Marcel Boekhoorn kocht in september 2017 bijvoorbeeld twee stukjes grond langs het Merwedekanaal. Boekhoorn betaalde 31,7 miljoen euro. Dezelfde grond verkocht hij in juli 2018 voor 46 miljoen euro aan de Amerikaanse investeerder Greystar. In nog geen tien maanden maakte Boekhoorn een 'winst' van 14,3 miljoen euro. Fred Claasen: ´Heel veel geld dat niet meer gebruikt kan worden voor goede en betaalbare woningen en voor duurzaamheid.´ 

In Nederland vinden we het nu normaal dat partijen met diepe zakken grond opkopen, stelt Fred. ‘Partijen wachten geduldig op gemeentelijke toestemming of plannen voor woningbouw. En als het zo ver is, rinkelt de kassa: Zij vragen de hoofdprijs. Waar je voor een vierkante meter weidegrond soms maar een paar tientjes betaalt, kan dat voor bouwgrond naar de 1000 euro kruipen.’ 

Rijnenburg 
Dat speelt op meer plaatsen dan we denken, blijkt uit een reconstructie in de Volkskrant. In 2001 wordt de polder Rijnenburg via de gemeentelijke herindeling onderdeel van Utrecht, met als doel om hier op termijn woningen te bouwen. Dat is ook de tijd dat de ‘mannen in pakken’ hun intrede doen in de polder, aldus Johan Nebbeling, freelance journalist en fotograaf. Ruim 70 procent van de grond in Rijnenburg komt in handen van een groepje grote partijen: projectontwikkelaars, institutionele beleggers en woningcorporaties.[1] Die starten met elkaar een waanzinnig krachtige lobby, want hun investering moet terugverdiend. Dus er moet gebouwd worden in Rijnenburg. En snel en veel. Ook al is Rijnenburg niet de eerste en zeker niet de slimste locatie om te bouwen. Bouwen in de weilanden bij station Lunetten is veel slimmer. Het station ligt er al. Bouwen op de A-12 zone, waar de bussen worden gestald en waar het keuringstation van de ANWB zit sluit aan op de stad. Maar de lobby is zo krachtig dat Utrecht ook Rijnenburg bekijkt. De gemeente ziet geen andere keus. De kopers van de grond kunnen dan hun investering terugverdienen. 

´Afgewogen actief grondbeleid´
Om dit soort acties te voorkomen heeft het college, en specifiek GroenLinks wethouder Linda Voortman nu gekozen voor ‘afgewogen actief grondbeleid’. Dat betekent: de zaak niet aan de markt overlaten, maar regie en sturing pakken. Dat betekent bijvoorbeeld dat Utrecht actief op zoek gaat om grond en vastgoed te verwerven. Gewoon kopen voordat de marktpartijen dat doen. En daarbij kijkt de gemeente steeds of het nodig is en of het risico niet te hoog is. Verder gaat Utrecht vaker werken met het voorkeursrecht: de regel dat grond als eerste aan de gemeente Utrecht moet worden aangeboden. Die moet het dan kopen voor een eerlijke prijs. Speculanten staan daarmee buitenspel. Dankzij deze keuze en dit beleid van onze wethouder Linda Voortman stapt de gemeente nog actiever in de strijd om de grond en de duurzame betaalbare woningen.

[1] Het gevecht om de polder Rijnenburg: wie beslist over de toekomst van de pastorale idylle bij Utrecht? - de Volkskrant