GroenLinks en ChristenUnie willen een eind aan de felle, bewegende lichtreclames in de binnenstad. De partijen hebben hierover de volgende schriftelijke vragen gesteld.

De Binnenstadskrant meldt in haar editie van november 2013: "Agressieve lichtreclames rukken op". In het artikel wordt gemeld dat er een toename is van felle, bewegende lichtreclames in de Binnenstad en dat de commissie Welstand en Monumenten hier niets tegen kan doen. De secretaris van de commissie wordt als volgt in het artikel geciteerd: "Het is ontzettend jammer dat wij met lege handen staan."

Tegelijkertijd heeft de Natuur- en Milieufederatie Utrecht in oktober via de website www.opdekaartvanutrecht.nl ook een heel aantal meldingen ontvangen van hinderlijke lichtreclames en onnodige verlichting van panden.

De fracties van GroenLinks en de ChristenUnie hebben naar aanleiding van deze inventarisatie en gedane eigen waarnemingen enkele vragen aan het college.

1.     

Is het college bekend met de verzamelde signalen van de NMU? Is het college voornemens om naar aanleiding hiervan actie te ondernemen op deze signalen?

De Utrechtse Reclameverordening (Gemeenteblad 2010, nr. 63) stelt in artikel 10.2 dat “reclame met bewegende delen of bewegende beelden, reclame bestaande uit of voorzien van veranderlijk of bewegend licht en lichtkranten niet zijn toegestaan. Artikel 5c stelt dat een vergunningaanvraag voor reclames met bewegend licht geweigerd wordt. Tegelijkertijd stelt de Reclameverordening ook dat voor "reclame verder dan 0,5 meter achter de ramen van een bouwwerk" geen vergunning benodigd is (artikel 13.1).

2.     

Is voor de lichtreclames aan het Vredenburg en op de hoek Potterstraat/Oudegracht een omgevingsvergunning vereist? Zo ja, is deze voor deze reclames ook gevraagd en afgegeven?

3.     

Voldoen de reclames aan het Vredenburg en op de hoek Potterstraat/Oudegracht volgens het college aan de Reclameverordening? Indien nee: is het college voornemens de eigenaren hierop aan te spreken teneinde de reclames in overeenstemming met de verordening te krijgen?

Volgens het artikel in de Binnenstadskrant wordt de vrijstelling uit artikel 13.1 van de Reclameverordening steeds vaker gebruikt om reclames met bewegend licht in panden aan te brengen. Zulke reclame wordt als behoorlijk hinderlijk ervaren door omwonenden, zoals ook blijkt uit het voorbeeld van het pand Potterstraat 2, dat in de Binnenstadskrant wordt genoemd.

4.     

Hoe beoordeelt het college deze situatie, waarin in feite het verbod op reclames met bewegend licht wordt omzeild? Zou aanpassing van artikel 13.1 voor het college nu aan de orde zijn en is het college bereid een voorstel daartoe bij de raad in te dienen?

Specifiek voor de reclame die bij het pand Potterstraat 2 is aangebracht geldt dat deze in de avond- en nachturen voor verkeer als hinderlijk kan worden ervaren (artikelen 5a en 10.1 Reclameverordening). Naar aanleiding van klachten van omwonenden zou de eigenaar de reclame inmiddels tussen 22:00 en 08:00 uitzetten.

5.     

Deelt het college de observatie over hinderlijkheid? Welke actie onderneemt het college naar aanleiding van deze waarneming? Zou het uitzetten van de reclame niet beter opgenomen kunnen worden in een voorschrift/vergunning. 

6.     

Worden bij het beoordeling van aanvragen voor lichtreclames maxima gesteld aan de lichtintensiteit of het energiegebruik? Wordt daarbij – of bij het beoordelen van 'hinderlijkheid' gebruik gemaakt van de Richtlijn Lichthinder Reclameverlichting van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV)?