“Tijdens corona hebben we gezien hoe enorm krachtig de Utrechtse samenleving is,” zegt Fattal. “Wij waren een van de weinige steden waar geen rellen waren, onder andere door de inzet van sleutelfiguren. Zorgverleners, vrijwilligers, docenten en ambtenaren werkten keihard. Het was inspirerend om te zien hoe we naast elkaar stonden, zelfs toen we fysiek afstand moesten houden. Maar we moeten ook eerlijk zijn: sommige groepen hebben een veel hogere prijs betaald dan andere.” Fattal doelt daarmee onder andere op ouderen in verzorgingshuizen die lange tijd geen familie konden zien, mensen met een migratieachtergrond die vaker overleden aan COVID, of mensen in informele arbeid zoals arbeidsmigranten, schoonmakers en horecapersoneel die opeens zonder inkomen kwamen te zitten. “De crisiscommunicatie was ijzersterk, je zag dat de overheid echt haar verantwoordelijkheid nam. Maar de crisiscommunicatie was niet goed afgestemd op mensen die de taal minder goed spreken,” voegt ze toe. “Daar moeten we van leren.”
De gemeente Utrecht werkt aan betere crisisparaatheid, schrijft het college in reactie op vragen van VOLT. Fattal noemt dat deels geruststellend, maar tegelijkertijd ook verontrustend. “Het is wrang dat we ons lokaal steeds beter moeten voorbereiden op de gevolgen van mondiale instabiliteit, klimaatverandering en geopolitieke spanningen. Van pandemieën tot uitval van het stroomnet: onze paraatheid moet omhoog, zeker nu het Rijk opnieuw kiest voor kortzichtige bezuinigingen op rampenbestrijding en infectieziekten.” Fattal vraagt het college daarom om bij de actualisering van crisisplannen en de samenwerking binnen het veiligheidsnetwerk één cruciale vraag leidend te maken: “hoe zorgen we dat juist kwetsbare groepen niet opnieuw het hardst geraakt worden?”. Volgens Fattal is er ook reden voor hoop: “We hebben tijdens de coronacrisis laten zien dat de Utrechtse methode van verbinding en contact wérkt. Als we die netwerken blijven versterken, staan we samen nóg sterker als er nog een crisis volgt.”