Bijen zijn heel belangrijk voor ons dagelijks voedsel en dus is de achteruitgang van de bijenstand een zorgelijke zaak. GroenLinks en het CDA hebben daarom bij het college gepleit voor bij-vriendelijke beplanting en bijenkasten op gemeentelijke gebouwen.

“Je zou denken dat de stad slecht is voor bijen, maar dat is helemaal niet zo. In de stad zijn veel verschillende bloeiende planten te vinden en stuifmeel en pollen vormen het voedsel van de bij," zegt Brechtje Paardekooper, raadslid voor GroenLinks. "Een paar bij-vriendelijke bomen en planten, zoals de linden, zonnebloemen en korenbloemen kunnen al heel erg helpen." 

Bijenhotels

Voor ons dagelijkse voedsel zijn wij bij het telen van gewassen in hoge mate afhankelijk van de bestuiving door bijen en hommels. De bijenstand gaat echter al jaren achteruit, ook in Nederland. CDA-raadslid Eiko Smid: "Juist in de stad kunnen we daar best wat aan doen, want hier is op een klein oppervlak voor de bijen veel voedsel te vinden: in parken, tuinen, bomen, zelfs in geveltuintjes en op balkons. Ik heb dat vorige zomer ook zelf op mijn eigen balkon mogen ervaren.”  

Ook bijenhotels kunnen een onderkomen bieden aan de zogeheten solitaire (wilde) bijen en zijn makkelijk zelf te maken. 

Bijenvereniging

Utrecht is al goed op weg met haar bewust gekozen wijze van onkruidbestrijding - zonder pesticiden. Dit moet de komende jaren worden voortgezet. Er gebeurt al van alles in Utrecht: de Bijenvereniging is zeer actief in Utrecht en veel vrijwilligers doen goed werk als imker of als bijenhouder. Maar de fracties van GroenLinks en CDA hebben de indruk dat er nog meer gedaan kan worden, vanuit de maatschappij en vanuit de overheid.  

Kleine ingrepen

Ook bewoners kunnen veel doen: mensen kunnen bijvoorbeeld bij-vriendelijke planten in de tuin zetten. Ook zouden buurtbewoners samen kunnen zorgen voor bijenlinten, zoveel mogelijk aaneengesloten bij-vriendelijke stukken groen, van het vroege voorjaar tot het late najaar. Bijenlinten kunnen de actieradius van bijen en hommels vergroten. Paardekooper: “Het zijn vaak maar kleine ingrepen, maar ze kunnen veel betekenen."